Ik was vroeger ongeveer 2 keer per jaar voor een periode van 3 maanden neerslachtig. Dan at ik teveel, dronk teveel, en rookte weer. Ik deed geen leuke of interessante dingen. Als ik daar maar weer genoeg van baalde ging ik op zoek naar een oplossing. Ik had inmiddels weer een rokershoest, was weer kilo's aangekomen, en had weer dagelijks last van schaamte vanwege de laatste dronkenschap. Op een dag stopte ik dan met roken, drinken, of ik ging op dieet. Soms alles tegelijk. De knop ging om. Ging naar de sportschool, sprak weer af met vrienden, enz. En was zo blij en opgelucht dat ik weer uit de hel was. Euforisch, hyper was ik dan. Vol zelfvertrouwen. Na een maand of drie was de hoest weg, was ik slank en fit. Maar de manier waarop ik met (vermeende) afwijzing, teleurstelling en tegenslag omging was er nog steeds: mezelf helemaal de grond in boren. Daar was ik me niet van bewust. Ik geloofde gewoon wat ik dacht. En tegenslag gebeurt, hoe slank, gezond of interessant je ook bent. De euforie verdween al snel en ik zat weer in dat neerslachtige hoofd gevangen. De voordelen van mijn gezonde leven betekenden dan vrijwel niets meer. Dat is niet te harden zonder iets om het te verzachten. Dus there you go: het hoopje dat je met stoffer en blik hebt opgeveegd weer op de vloer verspreiden zodat je weer opnieuw kunt vegen. (als je zo terugkijkt en nog wil beweren dat er zoiets bestaat als een vrije wil mag je mij dat uitleggen).
Als ik stopte met iets wat niet goed voor me was dan was dat altijd vanuit de intentie dat het voor altijd was. Ik dacht niet: ik doe alleen vandaag gezond en verstandig, morgen ga ik weer terug in de put misschien.
Dus bij mij was juist het besluit voor altijd en het onwrikbare geloof daarin (tijdelijk uiteraard) de basis voor het euforische gevoel.
De laatste keer dat ik besloot te stoppen (15 maanden geleden) voelde ik geen euforie. Ik weet wat ik stiekem met stoppen met alcohol probeer op te lossen en het is tot mijn bewustzijn doorgedrongen dat het niet werkt.