Mooi hoe dat verschillen kan, ik ben dol op mist. En op regen. En storm. Zware stormluchten vol wolken met donderkoppen...
O land van mest en mist,
van vuilen, kouden regen,
Doorsijperd stukske grond,
vol killen dauw en damp,
Vol vuns, onpeilbaar slijk en ondoorwaadbre wegen,
Vol jicht en parapluies, vol kiespijn en vol kramp!
O saaie brij-moeras, o erf van overschoenen,
Van kikkers, baggerlui, schoenlappers, moddergoôn,
Van eenden groot en klein, in allerlei fatsoenen,
Ontvang het najaarswee van uw verkouden zoon!
Uw kliemerig klimaat maakt mij het bloed in de aderen
Tot modder; ’k heb geen lied, geen honger, vreugd noch vreê.
Trek overschoenen aan, gewijde grond der Vaderen,
Gij niet op mijn verzoek
ontwoekerd aan de zee.